Voor de PW-er
Ons advies is daarom: jij bepaalt WAT en WANNEER je kind eet, je kind bepaalt HOEVEEL het eet.
4-6 maanden: Volledige melkvoeding en oefenhapjes
Vanaf 6 maanden heeft je kind meer nodig dan alleen borstvoeding. In de periode van 4 tot 6 maanden kun je, als je kind en jij er aan toe zijn, beginnen met een paar kleine hapjes: oefenhapjes voor beginners. Ze komen nog niet in de plaats van borstvoeding of flesvoeding. Ze zijn echt extra en bedoeld om je kind te laten wennen aan nieuwe smaken en te leren happen van een lepel. Daarmee oefent hij zijn mondspieren.
7 maanden: Volledige melkvoeding, oefenhapjes en een broodkorst
Je kunt je kind vanaf 7 maanden ook de broodkorst laten eten. Zo leert hij kauwen, ook als hij nog geen tanden en kiezen heeft. Je kind bijt en sabbelt met z’n kaken en dat is goed voor z’n mondspieren.
8 tot 12 maanden: Minder melkvoeding, meer vaste voeding
Je kind gaat nu echt maaltijden eten, die de melkvoedingen vervangen. Eerst vervang je één keer per dag een melkvoeding door een vaste voeding. Geleidelijk aan bouw je de vaste voeding verder op.
Geef je borstvoeding, dan is een goede vuistregel is: elke week één melkvoeding per dag minder. Voor flesvoeding geldt dat het afhankelijk is van hoeveel en hoe vaak je kind nog flesvoeding krijgt. Van het consultatiebureau krijg je advies op maat.
12 maanden: Mee-eten met het gezin
Rond zijn eerste verjaardag kan je kind hetzelfde eten als de rest van het gezin: 3 maaltijden per dag en iets tussendoor.
Als je kind opvolgmelk kreeg, hoeft hij dat nu niet meer te drinken. Vanaf nu mag je kind gewone halfvolle melk. Ook peutermelk is niet nodig. Natuurlijk kun je naar de behoefte van je kind borstvoeding blijven geven.